Beroerte

Een beroerte heet in vaktaal Cerebro Vasculair Accident CVA. Dat betekent letterlijk: een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen. Dit ongeluk gaat meestal om een stoornis in de bloedtoevoer door een afgesloten bloedvat in een deel van de hersenen, herseninfarct (80%). In een kleiner aantal gevallen springt een bloedvat in de hersenen, hersenbloeding (20%). De hersenen zijn dag en nacht in bedrijf, daarvoor is veel energie nodig. Om die energie te kunnen produceren hebben de hersenen zuurstof nodig. Zuurstof wordt aangevoerd via het bloed. Het bloed stroomt vanuit het hart via vier slagaders naar de hersenen. Dit is een onophoudelijke stroom die zuurstof en andere belangrijke voedingsstoffen bevat. Van het bloed dat ons hart verlaat is 20% voor de hersenen bestemd. U begrijpt dan ook dat bloedtoevoer van essentieel belang is voor het goed functioneren van de hersenen. Als de bloedvoorziening en daardoor dus ook de zuurstofvoorziening door één of andere reden verstoord raakt, treedt er binnen zeer korte tijd een onherstelbare beschadiging op.

 
Herseninfarct.
Bij een herseninfarct wordt een slagader in de hersenen afgesloten, een oorzaak kan zijn bloedklontering (trombose) of verstopping (embolie). Hierdoor ontvangt een gedeelte van de hersenen te weinig zuurstof, waardoor hersencellen afsterven. Vaak wordt het ontstaan van een herseninfarct bevorderd door slagaderverkalking (atherosclerose), waardoor bloedvaten dichtslibben (voor meer info zie Aderverkalking). Een herseninfarct komt vooral voor bij oudere.

Atherosclerotische bekleding bij desplitsing van de halsslagader. De doorsneden tonen de vernauwing van het bloedvat. Voorbeeld van een embolie. De bloedstroom vervoert een embolie van de halsslagader naar de hersenen In de kleinere vaten loopt de embolie vast en één of meerdere veroorzaakt verstoppingen.
 
Hersenbloeding
Wanneer er een bloedvat in de hersenen scheurt noemt men dat een hersenbloeding. Oorzaken kunnen zijn een zwakke plek in een bloedwand, een ongeval, een tumor of een zwelling. Bij een hersenbloeding stroomt er bloed het hersenweefsel binnen, waardoor er beschadigingen optreden. Een hersenbloeding loopt vaker fataal af dan een herseninfarct. Hersenbloedingen worden niet vooraf gegaan door TIA’s en zelden door andere waarschuwingssignalen.

Bloeding in de hersenen.

  • 1. Slagader met zwakke plekken.
  • 2. Door de bloeddruk rekt de zwakke plek uit.
  • 3. De slagader barst open en het bloed stroomt in de hersenen.

 
Symptomen
Herseninfarct is soms te herkennen aan bepaalde voortekenen. Deze zijn het gevolg van een tijdelijk zuurstoftekort in de hersenen, dat later weer herstelt. Ze worden TIA’s genoemd (Transient Ischaemic Attack). Een TIA komt altijd plotseling, duurt vaak minder dan twintig minuten en is meestal binnen enkele uren volledig verdwenen.

Uitvalsverschijnselen bij een TIA

  • Wartaal spreken, niet meer uit de woorden komen of moeilijk spreken.
  • Dubbelzien of blindheid in één oog.
  • Eenzijdig verlies van krachten of verlamming van arm en /of been.
  • Een scheeftrekkend gezicht, afhangende mondhoek.
  • Hevige draaiduizeligheid, coördinatie- of evenwichtsstoornissen.
  • Krachtverlies in arm of been.

 
Verschijnselen die niet duiden op en TIA

  • Bewustzijnsstoornis.
  • Stuiptrekkingen, duizelingen of tintelingen zonder andere verschijnselen.
  • Incontinentie.
  • Verschijnselen die horen bij migraine, zoals het zien van knipper lichtjes, kleuren of zigzagrandjes.
  • Geheugenverlies.

 
Tegenwoordig is men voorzichtiger met het gebruik van de term TIA. Als de verschijnselen niet binnen 1 tot 2 uur verdwijnen, is er wellicht toch sprake van een ‘echte’ beroerte. Het is dan ook zaak om dit soort verschijnselen altijd serieus te nemen.
 
Risicofactoren.
Een beroerte is een vaatziekte. De risicofactoren komen overeen met die van hart- en vaatziekten. Door de risicofactoren van een nieuwe beroerte te verminderen, wordt ook de kans op hart- en andere vaatziekten verkleind. Risicofactoren versterken elkaar, een combinatie van hoge bloeddruk, overgewicht en roken maakt de kans op een beroerte veel groter dan één afzonderlijke factor. Slagaderverkalking speelt een belangrijke rol bij herseninfarcten. Bij de geboorte zijn de bloedvaten nog mooi glad, maar met de jaren krijgen we allemaal slagaderverkalking. Bij ieder mens stapelen zich de vetachtige stoffen op in de bloedvatwanden, alleen de snelheid waarmee dat gebeurt, verschilt per persoon.
 
Factoren die het risico van een ‘beroerte’ vergroten.
 

  • Bloeddruk.
    Een verhoogde bloeddruk of hypertensie is de belangrijkste risicofactor voor het krijgen van en hersenbloeding. De wanden van de bloedvaten staan constant onder hoge druk. Hierdoor rekken zwakke plekken eerder uit en scheuren open. Hoge bloeddruk bevordert slagaderverkalking en is ook een risicofactor voor het krijgen van een herseninfarct.
  • Roken.
    Roken beschadigt de wanden van de bloedvaten en versnelt daardoor het proces van slagaderverkalking, het verhoogd het cholesterolgehalte in het bloed. Roken vernauwd de bloedvaten en verhoogt de bloeddruk. Ook heeft roken tot gevolg dat bloedplaatjes sneller samen klonteren. Het effect op de bloedplaatjes is binnen één dag nadat u gestopt bent verdwenen. Ook is er binnen enkele maanden herstel te zien in de bloedwand, verlaging van het cholesterol en daling van de bloeddruk. Alleen de opgelopen slagaderverkalking blijft bestaan.
  • Cholesterol.
    Cholesterol is een vetachtige stof die in verschillende soorten vetbolletjes vervoerd wordt in het bloed. Afhankelijk van de samenstelling van de vetbolletjes onderscheiden we ‘goed en ‘slechte’ cholesterol. Het ‘goede’cholesterol (High Density Lipoproteins, HDL) gaat naar de lever, het slechte cholesterol (Low Density Lipoproteins, LDL) dringt door in de bloedvatwand en veroorzaakt slagaderverkalking (atherosclerose). Lichaamsbeweging verhoogt de hoeveelheid goed cholesterol in het bloed. Vet eten, vooral in de vorm van verzadigde vetzuren of dierlijk vet, verhoogd de hoeveelheid slecht cholesterol.
  • Lichaamsbeweging.
    Lichaamsbeweging verlaagt de bloeddruk, verlaagt het gehalte aan slecht cholesterol (LDL) in het bloed en heeft een gunstige invloed op lichaamsgewicht. Het is dus niet verwonderlijk dat een gebrek aan lichaamsbeweging de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Drie keer tien minuten of twee keer een kwartier is per dag voldoende. Kortere periodes heeft geen zin.
  • Alcohol.
    Bij een dagelijkse dosis van twee glazen alcohol stijgt het risico op hart- en vaatlijden.
  • Overgewicht.
    Mensen met ernstig overgewicht lopen een verhoogde kans op chronische ziekte. Ook vergroot het overgewicht de sterfte kans. De genoemde risicofactoren gaan vaak samen met overgewicht bv. hoge bloeddruk.
  • <

  • Homocysteine.
    Homocysteine ontstaat bij de afbraak van eiwitten. Sommige mensen hebben een erfelijke aandoening, waardoor zij een verhoogde homocysteine hebben in het bloed.
  • Diabetes mellitus.
    Het bloed vervoert suiker in de vorm van glucose in het bloed. Een patiënt met diabetes mellitus, suikerziekten kan de hoeveelheid glucose in zijn bloed niet regelen.
  • Erfelijk.
    Herseninfarcten zelf zijn zelden erfelijk. Erfelijke aanleg kan de kans op een beroerte wel verhogen. Iemand kan door erfelijke aanleg een hoge bloeddruk hebben, veel LDL- cholesterol, homocysteine in zijn bloed of diabetes krijgen. Hersenbloedingen daar in tegen zijn soms wel erfelijk. Zwakke plekken in de bloedwand kunnen namelijk erfelijk zijn. In sommige families komt een plaatselijke verwijding van en bloedvat veel voor (aneurisma).
  • Hart en vaatlijden.
    Bij hartritme stoornissen of afwijkingen aan de hartkleppen kan zich een stolsel in het hart vormen. Een embolie (een afgebroken stukje stolsel) uit het hart kan vast lopen in de bloedvaten en daar een TIA of herseninfarct veroorzaken. Bij één op de vijf mensen die een beroerte krijgt, is de oorzaak een embolie uit het hart.

 
Gevolg
Wat onze hersenen allemaal kunnen, merken we pas goed als we een functie van de hersenen moeten missen. Simpele dingen zoals een pen op tafel zien liggen, besluiten deze te pakken en dat vervolgens te doen, vergt inzet van veel gebieden van de hersenen. Als na de beroerte één schakel is uitgevallen kan de handeling niet goed meer worden uitgevoerd. Wanneer de motorische schors is aangetast kan iemand zijn arm niet meer bewegen om de pen te pakken. Als iemand niet meer weet waar zijn arm zich bevindt, kan hij de beweging hiervan niet meer sturen. De uitvalsverschijnselen na een beroerte kunnen zijn.

  • Verlamming.
    Na een beroerte heeft meer dan 80% van de gevallen één of andere verlamming. De verlammingen na een beroerte in de grote hersenen beperken zich altijd tot één kant van het lichaam. We spreken dan van een halfzijdige verlamming oftewel hemiplegie. Verlammingen aan de rechterkant worden veroorzaakt na een beroerte aan de linkerkant, en halfzijdige verlaming links wordt veroorzaakt door een beroerte rechterkant.
  • Gevoelsstoornis
    De gevoelsstoornissen zijn halfzijdig en treden vrijwel altijd op aan de kant van de verlamming. Er kunnen verschillende vormen op treden bijvoorbeeld niet meer voelen van pijn, kou en warmte of aanraken. Of dat iemand helemaal niet meer voelt. Ook kan het zo zijn dat iemand constant prikkelingen of tintelingen voelt (paraesthesiën). Het zogenaamde diepe gevoel kan ook verstoord zijn. Iemand kan niet goed meer voelen hoe de stand van zijn arm of been is. Wanneer iemand niet meer voelt hoe de stand van arm of been is kan hij nauwelijks meer lopen.
  • Verwaarlozing (neglect)
    Iemand met verwaarlozing of neglect heeft geen aandacht voor één kant van zijn lichaam en voor de omgeving aan deze kant van zijn lichaam. Één kant van het lichaam bestaat niet. Hij is zich er niet van bewust. Zoals geldt voor alle gevolgen van een beroerte pakt een neglect niet voor iedereen hetzelfde uit. De neglect kan sterker zijn als iemand moe is of als er links en rechts veel dingen tegelijk gebeuren.
  • Stoornis in het zien
    Bij Hemianopsie is een deel van het gezichtsveld wazig. Het wazige gebied wordt niet veroorzaakt door uitval van één oog. In beide ogen is hetzelfde stukje aan de linker- en rechterkant van het gezichtsveld weggevallen. De uitval is het gevolg van een beschadiging in de hersenen. Iemand heeft uitvalsverschijnselen van het oog door beschadiging van de oogzenuw.
  • Afasie
    Afasie is een spraakstoornis. De medische term voor spraakstoornis is dysartrie. Iemand met een spraakstoornis spreekt moeilijk, omdat hij moeite heeft met het bewegen van de spieren van zijn mond, tong en keel. Bij afasie is de functie van het taalcentrum in de hersenen verstoord. Iemand kan moeite hebben van het vinden van de juiste woorden, terwijl hij precies weet wat hij wil zeggen. Iemand kan de verkeerde woorden gebruiken hij zegt ‘trui’maar bedoeld ‘broek’.
  • Apraxie
    Iemand kan in woorden uitdrukken hoe hij iets moet doen, maar hij kan het niet uitvoeren. Dit onvermogen is niet het gevolg van verlamming, gevoelsstoornis of verwaarlozing.Hij kan bijvoorbeeld geen koffie meer zetten, omdat hij de koffie op het schoteltje legt het water in het kopje en de koffiefilter in zijn hand houdt.
  • Pijn
    Pijnlachten kunnen zijn gewrichtpijn, gezwollen of koude benen aan de verlamde of verwaarloosde kant en drukpijn. Pijnklachten die het gevolg zijn van gevoelsstoornis kunnen heel hardnekkig zijn. Iemand heeft het gevoel dat hij zich verbrand heeft of constant met naalden in een arm of been wordt gestoken. De pijn ontstaat soms direct na de beroerte, maar kunnen zich ook ontwikkelen enige weken tot maanden later.
  • Epilepsie
    Epilepsie ontstaat kort na een beroerte of pas na enige tijd. Het eerste jaar na de beroerte is de kans 5% daarna daalt het risico tot 1 a 2%.
  • Denken emoties en gedrag
    Psychische gevolgen van en beroerte vallen niet gelijk. Mensen hebben vaak veel problemen bij het verwerken van een beroerte. Dat heeft te maken met het besef dat het lichaam het volkomen onverwacht heeft laten afweten. De vanzelfsprekendheid waarmee je op je lichaam kon vertrouwen is verdwenen. Het kost tijd en energie om die ervaring te verwerken.
  • Tempo
    Het tempo waarin iemand informatie verwerkt kan vertraagd zijn.
  • Vergeten
    Bij geheugen problemen wordt de informatie sneller vergeten.
  • Aandacht
    Achteruitgang in de concentratie. Concentratieproblemen.
  • Lachen en huilen
    De stemming kan veranderen. Sommige mensen trekken zich terug en zijn somber. Anderen kunnen hun emoties niet in bedwang houden, ze zijn snel kwaad of lachen en huilen terwijl daar geen aanleiding voor is. Soms lukt het ze niet om te stoppen.
  • Star
    Alles moet op tijd gebeuren en in vaste volgorde.
  • Moe
    Na een beroerte klaagt bijna iedereen over vermoeidheid. Alles kost ook veel energie.
  • Depressie
    Het is belangrijk om deze gevoelens bij iemand te herkennen. Bij een depressie is iemand niet gemotiveerd voor revalidatie. Een depressie maakt het leven voor de betrokkenen extra moeilijk. Een depressie kan behandeld worden door medicijnen.

 
Behandeling.

Fysiotherapeut
Het werk van de fysiotherapeut richt zich vooral op het zo goed mogelijk functioneren van het eigen lichaam. Het belangrijkste doel na een beroerte is dat er weer controle komt over het eigen lichaam, waarbij gezonde en aangedane zijde zoveel mogelijk samenwerken. Verder wordt er geprobeerd ongunstige gevolgen van de verlammingen en bedrust tegen te gaan. Er kunnen dwangstand of contracturen van de armen en benen ontstaan. De fysiotherapeut richt zich vooral op de aangedane zijde. De patiënt is nogal eens gewend deze zijde te verwaarlozen. Door oefeningen probeert men te stimuleren dat de patiënt zich meer bewust wordt van de verlamde zijde. De fysiotherapeut richt zich zowel op de aangedane als op de gezonde zijde, balans-, evenwichtsoefeningen en functioneel trainen als lopen, opstaan, gaan zitten en liggen zijn van groot belang.
 
Ergotherapeut
Kijkt in hoeverre iemand zich kan redden, huishoudelijk werk kan verrichten of misschien ook nog ander werk. Hij gaat na wat de beperkingen zijn die iemand heeft door zijn handicap. Vervolgens traint hij met de patiënt de vaardigheden zodat hij een zo zelfstandig mogelijk leven kan leiden. Zonodig adviseert hij extra hulpmiddelen of voorzieningen die in het huis aangepast moeten worden.
 
Logopedist
Richt zich op de communicatie en probeert de taal en de spraak te verbeteren. De logopedist adviseert ook slikstoornissen. Als de slikstoornissen leiden tot problemen bij het eten, vraagt hij advies bij diëtist.
 
Diëtist.
Adviseert de patiënt op de voeding. Om de kans op herhaling van een beroerte te verkleinen, krijgen de patiënten soms een speciaal dieet.
 
Neuro-psycholoog
Helpt de patiënt bij het verwerken van de ziekte. Hij onderzoekt of de patiënt onzichtbare stoornissen heeft en zoekt naar manieren waarop de patiënt met de verloren psychische functies zo goed mogelijk kan leven
 
Maatschappelijk werkster
Begeleid de patiënt met maatschappelijke zaken, zoals financiën en de verzekeringen. Daarnaast ondersteunt zij de partner bij de verwerkingsprocessen
 
Revalidatiearts
Is verantwoordelijk voor de gehele revalidatie van de patiënt. Hij inventariseert wat haalbaar is.


Op onze website maken wij, en derde partijen, gebruik van cookies.
Dit, om de diverse functionaliteiten op deze website mogelijk te maken, om inzicht te verkrijgen in het bezoekersgedrag op onze website.

Door op de ‘Akkoord’ button te klikken, gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies zoals omschreven in onze privacy- en cookieverklaring

Deze website maakt gebruik van:


Voor meer informatie kunt u onderstaande documenten bekijken: